hoe zit het nu met flexwerken na het sociaal akkoord?

Vorige maand sloegen werkgeversclubs en vakbonden de handen ineen: flexwerken moet aan banden worden gelegd. In een gezamenlijk voorstel beschreven ze - na lang onderhandelen - hoe zij denken dat het volgende kabinet dat kan gaan doen. Onder andere door uitzendkrachten meer rechten en minder onzekerheid te geven. 

Echter, zijn er nu meningsverschillen ontstaan in de uitzendsector over dit onderwerp. De vakbonden willen er snelheid achter zetten. Zij vinden dat in een nieuwe CAO voor alle uitzendkrachten, wat er zo’n 1 miljoen per jaar zijn, de belangrijke onderdelen van deze betere rechten direct geregeld moeten worden. Waar in tegenstelling de uitzendwerkgevers hier meer tijd voor willen nemen. Het gaat hier om uitzendwerkgevers die verenigd zijn in brancheorganisaties ABU en NBBU.  

Zo zou er volgens onderhandelaar Marten Jukema van vakbond CNV met knallende deuren de vergaderzaal zijn verlaten.  
 

Het sociaal akkoord 

Het sociaal akkoord duidt dat uitzendkrachten sneller recht moeten krijgen op een vast contract bij het uitzendbedrijf. Nu is dit namelijk 5,5 jaar, waar in het akkoord sprake is van 3 jaar. Waar vakbonden dit nu al in de CAO opgenomen willen hebben, wil de NBBU dit volgens een woordvoerder “gefaseerd in de tijd” doen.  
 

Hoe nu verder?  

Op 21 juli 2021 hebben onderhandelaars van Werkgeversvereniging ABU en NBBU en vakbond LBV overeenstemming bereikt over de eerste wijziging van de CAO voor bepaalde tijd. In september zetten Cao-partijen de onderhandelingen voort om overeenstemming te bereiken over een nieuwe CAO voor uitzendkrachten per 1 oktober 2021. Hierover is momenteel congruentie. Deze contracten zijn gebaseerd op de volgende overwegingen: 

  1. De ABU, NBBU en LBV (hierna ook: ‘cao-partijen’) hebben zich ten doel gesteld de positie van uitzendwerk aanzienlijk te verbeteren via de CAO voor Uitzendkrachten. Cao-partijen willen dit SER-advies stapsgewijs vertalen naar de CAO voor Uitzendkrachten.  
  2. De eerste stap in die vertaling betreft aanpassingen die op (of kort na) 1 januari 2022 zullen ingaan. Het gaat om grote stappen die tot doel hebben uitzendkrachten meer perspectief te bieden. Dit zal onder andere gerealiseerd worden door de pensioenregeling, de beloning en de rechtspositie aanzienlijk te verbeteren.  
  3. Voor een zorgvuldige invoering van wijzigingen hebben uitzendondernemingen tijd nodig. Daarom hebben ABU, NBBU en LBV ervoor gekozen nu alvast een aantal wijzigingen af te spreken en daarmee naar buiten te treden, zodat organisaties zich tijdig op de aanstaande wijzigingen kunnen voorbereiden. Als de ledenraadplegingen van ABU, NBBU en LBV tot een positieve uitkomst leiden, worden de wijzigingen opgenomen in een nieuwe cao die ingaat op 1 oktober 2021.  
  4. Met de nu gemaakte afspraken over de eerste stap sluiten cao-partijen verdergaande aanpassingen op deze punten in een uiteindelijk akkoord voor een nieuwe CAO voor Uitzendkrachten niet uit. De ingangsdatum van die aanvullende afspraken zal dan echter gelegen zijn na 1 januari 2022. Cao-partijen hebben de ambitie dat dit een breed gedragen cao-akkoord is.  
  5. Cao-partijen willen de maand september benutten om na deze eerste stap in een uiteindelijk akkoord ook tot afspraken te komen voor de langere termijn, om zo het SER-advies nog verder te verwerken in de CAO voor Uitzendkrachten. 
     

Hoe gaat Jelle hiermee om? 

Jelle blijft de ontwikkelingen van de hervorming van de arbeidsmarkt volgen en daarnaast delen wij beschikbare informatie zodra deze bekend is. Ook met de (mogelijke) toekomstige wijzigingen blijft Jelle maatwerk oplossingen creëren als het gaat om het inzetten van flexibele arbeid en staan wij graag voor je klaar om samen de flexibele schil toekomstbestendig in te richten.  

Datum: 04-08-2021